Het Raadhuis als huis voor SCHUNCK’s kunstcollectie

7 Sep 2023

Ter gelegenheid van de (her)opening van het Raadhuis in Heerlen toont SCHUNCK sinds eind augustus in de hal een collectiepresentatie, onder de titel 'De collectie van toen tot nu tot ooit'. Virginia Hameleers, conservator bij SCHUNCK, licht dit initiatief toe.  

Vertel eens, waarom deze tentoonstelling?

De tentoonstelling vindt plaats ter ere van de opening van het nieuwe Raadhuis en Stadskantoor. Onze collectie is te zien in de hal van het Raadhuis, geheel in lijn met de traditie. Want al sinds 1945 is de hal van het Raadhuis, die ontworpen is door architect Frits Peutz, bestemd als plek voor kunstwerken uit de collectie en wisseltentoonstellingen. Dat hebben we te danken aan Burgemeester van Grunsven, die hier destijds met kabinetschef Pieter Defesche en met advies van Willem Sandberg (destijds directeur van het Stedelijk Museum Amsterdam), voor heeft gekozen. Zij wilden het publiek een zo breed mogelijk beeld gunnen op wat er op het gebied van beeldende kunst gebeurde. De tentoonstellingen zorgden voor stof tot nadenken, voor geestelijke stimulatie én ze hielden de discussie over kunst en leven op gang. Tot op de dag van vandaag is de collectie in de hal van het Raadhuis te zien.

Heeft de tentoonstelling een bepaald thema?

Nee, het is een dwarsdoorsnede van de collectie. We hebben veel te danken aan Marcel van Grunsven, de burgemeester die cultureel Heerlen op de kaart heeft gezet, en zijn kabinetschef Defesche. Zij stonden aan de basis van de collectie, die is opgebouwd uit Amsterdamse Limburgers en CoBrA. Met de tentoonstelling staan we stil bij de ontstaansgeschiedenis van de collectie, want zonder deze goede, kwalitatieve start was de collectie zoals deze vandaag de dag is niet mogelijk geweest. Die basis maakte het bijvoorbeeld mogelijk om een werk van Marlene Dumas aan te kopen, of een langdurige bruikleen van een werk van René Daniëls te realiseren – die nu te zien is in het Raadhuis. Hoewel die start van de collectie dus de toon heeft gezet, en heel belangrijk was, willen we niet alleen maar laten zien wat er vroeger was, maar vooral ook wat er nú is. Vandaar dat er in de tentoonstelling vooral ook aandacht is voor de ontwikkeling van de collectie door de jaren heen: voor regionale kunstenaars, voor jong talent, voor kunstenaars met nationale en soms internationale bekendheid.

Welke werken zijn extra bijzonder?

De allereerste aankoop (1954) voor de collectie – Spelende kinderen van Ger Lataster – is permanent terug in het Raadhuis. Het werk hangt aan de wand links van de raadzaal op de bovenverdieping. Het hing eerder ook in het Raadhuis, maar het is een tijdje weggeweest voor restauratie. Nu is het weer in volle glorie te bewonderen. Dit werk was een bijzondere en gedurfde keuze voor een eerste aankoop, want in die tijd was – vooral in Limburg – de figuratieve kunst populair. Het was de kunst die iedereen kende en mooi vond. De mensen snápten het. Spelende kinderen was anders. Op het grote doek, geschilderd in Latasters abstract-expressionistische stijl, is de herkenbare voorstelling geheel afwezig. De aankoop had dus nogal wat voeten in aarde.

Met de aankoop van dit schilderij werd het startsein gegeven voor de collectie én werd daarmee ook meteen de traditie van vernieuwing in de collectie ingezet, die tot op de dag van vandaag nog altijd wordt doorgezet. Ook bijzonder om te noemen is een werk dat we aankochten met onze samenwerkingspartner Stedelijk Museum Schiedam: Patriarchy is History van de Israëlische kunstenaar Yael Bartana. Haar veelbetekenende en belangrijke boodschap schijnt de komende maanden in blauwe neon op de bovenverdieping van de hal van het Raadhuis.       

Wat is er nog meer te zien?

Naast het schilderij van Lataster is in de tentoonstelling ook werk te zien van regionale kunstenaars Pieter Defesche – de schilder, niet de kabinetschef – en Jef Diederen. De drie kunstenaars behoorden, samen met onder meer Lei Molin en Frans Nols tot de zogenoemde Amsterdamse Limburgers, een groep Limburgse kunstenaars die na de Tweede Wereldoorlog naar Amsterdam vertrokken om hun eigen stijl te ontwikkelen. Deze kunstenaarsgroep vormt – samen met werken van CoBrA -kunstenaars – de basis van de Heerlense kunstcollectie.

In totaal zijn er zestien werken te zien, onder meer van regionale kunstenaars als Hadassah Emmerich, Romy Finke, Tanja Ritterbex, Keetje Mans en Vera Gulikers. Uiteraard zit er ook meer recent werk bij. Zo ook Tampan Natural System of Souls van Jennifer Tee, dat we vorig jaar samen met het Stedelijk Museum Schiedam hebben verworven, Je moeder van David Bade en twee doeken van Dan Zhu. De laatstgenoemde werken hangen overigens in de trouwzaal. Want ook die ruimte mag als decor dienen voor deze collectiepresentatie.

Wat wordt met ‘ooit’ bedoeld in de titel van de tentoonstelling?

We blijven vooruitkijken en werken aan de verdieping en vernieuwing van deze Heerlense collectie waar we met z’n allen trots op mogen zijn. Zestien werken laten natuurlijk maar een heel klein deel van de collectie zien. Daarom zijn we blij dat de collectie vanaf eind november nóg zichtbaarder zal worden in de stad, deze is dan te zien in het nieuwe Kijkdepot en Atrium in SCHUNCK. In wisselende presentaties worden werken die normaal de meeste tijd in het gesloten depot doorbrengen toegankelijk voor het publiek. Ook in de Aad de Haas-zaal zullen vanaf dat moment weer tentoonstellingen te zien zijn rondom het werk van de kunstenaar, die een belangrijke rol inneemt binnen de collectie.

De tentoonstelling is minstens nog te zien tot en met februari, en is te bezoeken tijdens kantoortijden. Bezoekers kunnen zich melden bij de balie te Geleenstraat 25.